Volgens het arrest van het Grondwettelijk Hof van 27 juni 2024 (nr. 70/2024) kan een mede-eigenaar van een mede-eigendom waarvoor het dwingend regime van appartementsrecht was uitgesloten in de splitsingsakte daterend van vóór 1 januari 2019 evenzeer eenzijdig eisen dat de dwingende bepalingen van het appartementsrecht van toepassing worden verklaard.
Het Hof besliste immers dat “artikel 179, derde lid, van de wet van 18 juni 2018 (NC: de wijzigende appartementswet die in werking trad per 1/1/19) niet bestaanbaar (is) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het verhindert dat, wanneer een afwijking van de wettelijke regeling eigen aan de gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen geldig is beslist vóór 1 januari 2019, een einde wordt gemaakt aan die afwijking op vraag van een enkele mede-eigenaar. Die vaststelling van ongrondwettigheid heeft tot gevolg dat een enkele mede-eigenaar de overgang van de afwijkende regeling naar de wettelijke regeling kan opleggen, ook wanneer de afwijkende regeling is ingesteld vóór 1 januari 2019.”