Krachtens oude artikelen 6.1.1 en 6.1.41 – 6.1.43 VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) kan hetzij de (gewestelijke) stedenbouwkundig inspecteur of het college van burgemeester en schepenen hetzij een burgerlijke partij voor de straf- en burgerlijke rechter een herstelvordering stellen. Deze vordering is erop gericht een onwettige toestand (bv. werken in strijd met of zonder vergunning) te herstellen naar de oorspronkelijke toestand.

Oud artikel 6.2.1 VCRO voorziet in een verplichting tot overschrijving van de dagvaarding, waarbij de herstelvordering wordt ingediend, in het hypotheekkantoor van het gebied waar de goederen gelegen zijn. Deze verplichting strekt ertoe derden te informeren over een potentieel onwettig karakter van een constructie en is voorgeschreven op straffe van onontvankelijkheid. De onontvankelijkheid kan evenwel hangende een procedure worden rechtgezet door alsnog, na dagvaarding, een overschrijving in het hypotheekkantoor te laten doen.

Deze verplichting tot overschrijving in het hypotheekkantoor zit sinds de inwerkingtreding van het Omgevingsvergunningsdecreet vervat in artikel 6.3.1, §6 VCRO, met inbegrip van de sanctie van de (dilatoire) onontvankelijkheid.

Op 31 januari 2019 velde het Grondwettelijk Hof over de toepassing van deze onontvankelijkheid een arrest. Het Hof werd gevraagd zich uit te spreken over het onderscheid tussen een “publieke” en een “private” herstelvordering. De “publieke” herstelvordering dient te worden begrepen als de vordering ex artikelen 6.1.1 & 6.1.41 – 6.1.43 VCRO. De “private” herstelvordering is deze op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, oftewel deze op basis van een buitencontractuele fout waarbij buren onderling een bouwmisdrijf kunnen uitvechten.

De private herstelvordering dient evenwel niet te worden overgeschreven in het hypotheekkantoor. Mogelijk ongrondwettig, zo dacht het Hof van Beroep te Brussel in een procedure waarbij een aantal omwonenden opkwamen tegen een residentieel project van 2 bouwondernemingen in Zaventem.

Het Grondwettelijk Hof dacht hier anders over. Dit verschil in behandeling was volgens het Hof namelijk louter te wijten aan de federale & deelstatelijke bevoegdheidsverdeling. De gewesten zijn immers bevoegd voor het vaststellen van handhavingsmaatregelen specifiek gericht op de naleving van de ruimtelijke ordening. Het herstel in natura daarentegen, dat voortvloeit uit de buitencontractuele aansprakelijkheidsregeling, behoort tot de residuaire bevoegdheid van de federale overheid. Een onderscheid dat zijn oorsprong vindt in de bevoegdheidsverdeling van de federale & gewestelijke overheden is volgens het Grondwettelijk Hof dus niet onwettig aangezien dit “een louter gevolg is van de autonomie die door of krachtens de Grondwet aan de overheden is toegekend”. Het onderscheid tussen de publieke en private herstelvordering is dus verantwoord en deze laatste dient niet te worden overgeschreven.

Nota bene: De hierboven uiteengezette overschrijving staat evenwel nog los van de verplichting tot overschrijving van elke vordering tot vernietiging of tot herroeping van rechten voortvloeiende uit akten die op het Hypotheekkantoor moeten worden overgeschreven. Overeenkomst artikel 3 van de Hypotheekwet worden zulke vorderingen tevens op de kant van deze akte vermeld. Ook deze overschrijving staat op straffe van onontvankelijkheid van de vordering die eveneens kan worden rechtgezet tijdens de procedure.

De integrale tekst van het arrest van het Grondwettelijk Hof is te raadplegen via volgende link: http://www.const-court.be/public/n/2019/2019-014n.pdf.

Voor meer informatie kan u terecht bij Equator advocaten.