Op 19 mei 2021 heeft de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement een decreet aangenomen tot wijziging van het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, wat betreft de optimalisatie van de procedures.

Bedoeling is, zoals de titel zelf reeds stelt, om de procedure te optimaliseren, en vlotter te laten verlopen.

Concreet kunnen de wijzigingen als volgt worden samengevat:

  • Indien tot op heden een vergunningsbeslissing door een belanghebbende derde werd aangevochten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, dan was enkel de vergunningverlenende overheid automatisch partij in die procedure. De vergunninghouder zélf werd niet automatisch partij. De vergunninghouder kon wel tussenkomen in de procedure, maar diende daartoe eerst een verzoekschrift tot tussenkomst in te dienen.

Ingevolge het goedgekeurde decreet, zal de vergunninghouder in de toekomst automatisch (van rechtswege) partij zijn in de procedure. De vergunninghouder zal (ingevolge zijn automatische tussenkomst) ook géén rolrecht meer verschuldigd zijn.

  • Voor de rolrechten die door de andere partijen betaald moeten worden, wordt eveneens een wijziging doorgevoerd: het rolrecht zal in principe betaald moeten worden metéén bij de indiening van een procedurestuk (zoals een verzoekschrift). Tot op heden kreeg men ná de indiening een brief van de griffie met uitnodiging tot betaling.
  • Een laatste belangrijke wijziging heeft betrekking op het trachten te beperken van het aantal procedures bij de Raad, en het trachten te beperken van het aantal vernietigingen door de Raad. Zo heeft de decreetgever nu nog duidelijker omschreven in welke gevallen een verzoekende partij een vernietiging kan bekomen via het inroepen van onwettigheden:

“Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid om de schending aan te voeren van regels die de openbare orde aanbelangen, kan de schending van een norm of algemeen rechtsbeginsel in elk van de volgende gevallen geen aanleiding geven tot een vernietiging:

1° als de partij die de schending aanvoert, niet wordt benadeeld door de ingeroepen onwettigheid. De omstandigheid dat de aangevoerde schending een onwettigheid uitmaakt die mogelijk aanleiding kan geven tot vernietiging, maakt op zich niet dat de partij benadeeld wordt door de ingeroepen onwettigheid;

2° als de ingeroepen onwettigheid kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept;

3° als de partij kennelijk verzuimd heeft de ingeroepen onwettigheid aan te voeren op het nuttige ogenblik waarop het kon worden aangevoerd tijdens de bestuurlijke procedure.”

De volledige tekst van het decreet kan worden geraadpleegd via volgende link: https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1703181