Op 28 augustus 2023 verscheen het decreet dat voorziet in de uitbreiding van de rechtsmacht[1] van de Raad Voor Vergunningsbetwistingen[2] in het Belgisch Staatsblad. Vanaf de inwerkingtreding van het decreet[3] zal niet langer de Raad van State[4], maar wel de RvVb kennis kunnen nemen van beroepen die worden ingesteld tegen besluiten tot definitieve vaststelling van gewestelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen[5]. Ook beroepen tegen besluiten tot definitieve vaststelling van gewestelijke, provinciale en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en beroepen tegen definitieve voorkeursbesluiten en projectbesluiten inzake complexe projecten zullen binnenkort bij de RvVb kunnen worden ingesteld.

1. De decreetgever beoogt met dit decreet uitvoering te geven aan het regeerakkoord 2019-2024, dat stelt dat er nood is aan een optimalisering van de bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Vlaamse Raad voor Vergunningsbetwistingen. Zo zouden investeringsprojecten sneller kunnen worden gerealiseerd.[6] De behandeling van een annulatieberoep tegen een RUP voor de RvS kent een gemiddelde doorlooptijd van 26 maanden, met uitschieters tot 42 maanden, terwijl de behandeling van een annulatieberoep voor de RvVb (bv. tegen een vergunningsbeslissing) gemiddeld één jaar duurt.[7]

2. Bijkomend beoogt de decreetgever dat investeringsprojecten op een meer eenvoudige manier kunnen worden gerealiseerd.[8]Momenteel is de RvVb o.a. bevoegd om kennis te nemen van beroepen tegen omgevingsvergunningen. Aangezien dergelijke vergunningen vaak worden genomen op basis van een aangepast of onderliggend RUP, moest de RvVb vaak wachten op een uitspraak van de RvS over een annulatieberoep tegen het RUP, vooraleer het een arrest kon vellen inzake het annulatieberoep tegen de omgevingsvergunning. Door evenwel de beslissingsbevoegdheid inzake de beroepen tegen RUP’s naar de RvVb over te dragen, zal de procedure geoptimaliseerd kunnen worden en voor meer duidelijkheid voor de rechtszoekende zorgen.[9]

3. De decreetgever baseert zich op de leer van de impliciete bevoegdheden voor de overdracht van deze bevoegdheden aan de RvVb.[10] Eén van de voorwaarden om op deze leer een beroep te doen betreft de noodzakelijkheid van de bevoegdheidsoverdracht.[11] Hoewel de afdeling Wetgeving van de RvS in zijn advies van 15 februari 2023[12] stelde dat er zeer ernstige twijfels bestaan of er voldaan is aan de noodzakelijkheidsvoorwaarde voor de overdracht van deze bevoegdheden aan de RvVb, bleef de decreetgever bij haar standpunt dat de overdracht wel degelijk noodzakelijk is. De decreetgever stelt dat: een snelle en rechtszekere realisatie van investeringsprojecten en projecten van groot maatschappelijk belang noodzakelijk is om haar gewestelijke bevoegdheden terdege te kunnen uitoefenen. Op dit ogenblik vormen de vernietigingsberoepen die bij de RvS worden ingesteld tegen RUP’s, tegen stedenbouwkundige verordeningen en tegen besluiten inzake complexe projecten ontegensprekelijk een flessenhals die, omwille van de lange doorlooptijden bij de RvS, de efficiënte uitoefening van de gewestelijke bevoegdheden verhinderen.”[13]

4. Een tweede voorwaarde om een beroep te doen op de leer van de impliciete bevoegdheden betreft het criterium van de marginale weerslag. De bevoegdheidsoverdracht mag slechts een marginale weerslag hebben op de federale bevoegdheden.[14] Volgens de afdeling Wetgeving van de RvS voldoet de bevoegdheidsoverdracht niet aan dit criterium, aangezien de bevoegdheid om reglementaire besluiten erga omnes te vernietigen een kernbevoegdheid van de Raad van State uitmaakt en de federale wetgever tot hiertoe steeds geweigerd heeft om deze bevoegdheid aan een ander administratief rechtscollege dan de Raad van State toe te kennen.[15]

5. De decreetgever oordeelt ook met betrekking tot deze voorwaarde anders dan de afdeling Wetgeving van de RvS en stelt dat het marginale criterium wel degelijk vervuld is. Daarbij wordt o.a. verwezen naar het feit dat de RvVb reeds de bevoegdheid heeft om kennis te nemen van beroepen besluiten met een gemengd karakter, zoals bv. omgevingsvergunningen voor het verkavelen van gronden, die zowel kenmerken van een individueel besluit als van een verordenend besluit kunnen hebben. Met verwijzing naar nog enkele andere elementen concludeert de decreetgever het volgende: “Er kan bijgevolg bezwaarlijk sprake zijn van een fundamenteel beginsel dat er geen ander rechtscollege dan de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zich zou kunnen of mogen buigen over de wettigheid van reglementaire bestuurshandelingen.[16]

6. Hoewel de afdeling Wetgeving van de RvS dus bijzonder kritisch was in zijn advies, werd het decreet uiteindelijk toch goedgekeurd. Gelet op de strenge kritiek van de RvS is het echter maar de vraag of het decreet de grondwettigheidstoets zou doorstaan indien er een vernietigingsberoep tegen het decreet wordt ingesteld bij het Grondwettelijk Hof. De termijn om een dergelijk beroep in te stellen bedraagt zes maanden na de bekendmaking van het decreet.[17]

Equator advocaten volgt dit verder op!

[1] Decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges en het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wat betreft de uitbreiding van de rechtsmacht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, BS 28 augustus 2023 (hierna: het decreet).

[2] Hierna ook: “RvVb”.

[3] De Vlaamse Regering dient nog een datum voor de inwerkingtreding te bepalen. De uiterlijke datum van inwerkingtreding is vastgelegd op 31 december 2024.

[4] Hierna ook: “RvS”.

[5] Hierna ook: “RUP”.

[6] De Vlaamse regering, “2019-2024, regeerakkoord”, 100, hier te raadplegen.

[7] MvT ontwerp van decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges en het decreet van 25 april 2014 betreffende complexe projecten, wat betreft de uitbreiding van de rechtsmacht van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1726/1,  5 ( hierna: Parl.St. Vl, Parl. 2022-23, nr. 1726/1.).

[8] De Vlaamse regering, “2019-2024, regeerakkoord”, 100.

[9] Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1726/1, 4.

[10] Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1726/1, 6.

[11] GwH 27 januari 2011, nr. 2011/008.

[12] Adv. RvS 15 februari 2023, nr. 72.576.

[13] Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1726/1, 21.

[14] K. REYBROUCK en S. SOTTIAUX, De federale bevoegdheden, Mortsel, Intersentia, 2019, 12.

[15] Adv. RvS 15 februari 2023, nr. 72.576.

[16] Parl.St. Vl. Parl. 2022-23, nr. 1726/1, 25.

[17] Art. 3, §1 Bijz. Wet. GwH.